176
JAARREKENINGEN /
Bijlagen bij de geconsolideerde jaarrekeningen
BIJLAGE 25. VORDERINGEN FINANCIËLE LEASINGS
De Groep heeft financiële leasingcontracten afgesloten m.b.t. bepaalde
gebouwen, waaronder het Gerechtsgebouw van Antwerpen voor
36 jaar. De Groep heeft eveneens aan bepaalde huurders financierin-
gen toegestaan, verbonden aan inrichtingswerken. De gemiddelde
impliciete rentevoet van deze financiële leasingcontracten bedraagt
5,68% voor 2014 (2013: 5,75%). Tijdens het boekjaar 2014 werden voor-
waardelijke huurgelden (indexeringen) geboekt in de opbrengsten van
de periode voor een bedrag van € 0,01 miljoen (2013: € 0,04 miljoen).
Samenvatting van de actieve afgeleide financiële instrumenten tijdens boekjaar 2013
(x €1000)
Optie Uitoefen-
prijs
Vlottende rente
Notioneel
bedrag 2014
Notioneel
bedrag 2013
Eerste optie Periodici-
teit van de
optie
Swap van een vaste naar een vlottende rente
Periode
2012-2016
IRS
3,60%
3M
+3,005%
100000
100000
2004-2014 (vervaldag
15.07.2014)
IRS
5,25%
3M
+0,8%
100000
100000
2009-2014 (vervaldag
25.11.2014)
IRS
5,00%
3M
+2,22%
100000
100000
Swap van een vlottende naar een vaste rente
Periode
2015
CAP acheté
4,25%
3M
400000
1200000
2015
FLOOR vendu
3,00%
3M
400000
1000000
2008-2018
Cancellable
IRS
4,10%
3M
140000
140000 15.10.2011
Annuel
2014-2018
IRS
0,51%
3M
400000
D. BEHEER VAN HET KAPITAAL
Als gevolg van Artikel 13 van het Koninklijk Besluit van 13.07.2014 inzake
GVV’s, moet de openbare GVV indien de geconsolideerde schuldgraad
meer dan 50% van de geconsolideerde activa bedraagt, een financieel
plan uitwerken met een uitvoeringskalender, waarin de maatregelen
beschreven worden die moeten vermijden dat deze schuldgraad 65%
van de geconsolideerde activa overstijgt. De commissaris stelt een spe-
ciaal verslag op over dit financieel plan waarin hij bevestigt dat hij de
uitwerkingsmethode van dit plan, meer bepaald inzake de economische
basis en de coherentie van de cijfers die erin staan, heeft gecontroleerd
met de boekhouding van de openbare GVV. De Jaarlijkse en Halfjaarlijkse
Financiële Verslagen moeten de manier waarop het financieel plan
tijdens de pertinente periode werd uitgevoerd en de wijze waarop
de GVV van plan is om het plan in de toekomst verder uit te voeren,
rechtvaardigen.
1. Evolutie van het schuldniveau
Op 31.03.2014, 30.06.2014 en 30.09.2014 bedroeg de schuldgraad res-
pectievelijk 47,89%, 48,88% en 47,87%, waarmee de drempel van 50%
niet werd overschreden. Op 31.12.2014 bedroeg de schuldgraad 48,08%.
De stijging van 30.06.2014 wordt in de eerste plaats verklaard door de
betaling van het dividend 2013 in juni 2014.
2. Schuldniveaubeleid
Het beleid van Cofinimmo bestaat uit de handhaving van een schuldni-
veau dat dicht in de buurt van 50% ligt. Dit niveau kan dus regelmatig de
drempel van 50% overschrijden en tot onder dit niveau zakken zonder
dat dit een teken is dat het beleid in dit opzicht werd gewijzigd.
Cofinimmo stelt jaarlijks aan het einde van het eerste halfjaar een
financieel plan op middellange termijn op dat alle financiële engage-
menten van de Groep omvat. Dit plan wordt tijdens het jaar bijgewerkt
wanneer er een nieuw belangrijk engagement wordt aangegaan. Het
schuldniveau en de toekomstige evolutie ervan worden bij elke editie
van dit plan berekend. Zo beschikt Cofinimmo altijd over een prospectief
zicht op deze kernparameter van haar geconsolideerde balansstructuur.
3. Vooruitzicht van de evolutie van het schuldniveau
Uit het opnieuw geactualiseerde financieel plan van Cofinimmo blijkt
dat haar geconsolideerde schuldniveau op 31 december van elk van de
drie volgende jaren niet gevoelig hoger dan 50% zal liggen. Dit vooruit-
zicht blijft evenwel afhankelijk van het zich voordoen van onvoorziene
gebeurtenissen. In dit opzicht wordt specifiek verwezen naar het hoofd-
stuk “Risicofactoren” van dit Jaarlijks Financieel Verslag.
4. Beslissing
De Raad van Bestuur van Cofinimmo is dus van oordeel dat de schuld-
graad het niveau van 65% niet zal overschrijden en dat, gezien de eco-
nomische en vastgoedtrends in de segmenten waarin de Groep aan-
wezig is, de geplande investeringen en de verwachte evolutie van het
patrimonium, het momenteel niet nodig is om naast de maatregelen
voorzien in het financieel plan waarvan hiervoor sprake, nog bijkomende
maatregelen te nemen.