Background Image
Previous Page  148 / 220 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 148 / 220 Next Page
Page Background

142 

/

Jaarrekeningen /

Bijlagen bij de geconsolideerde jaarrekeningen

D. Goodwill en Bedrijfscombinaties

Wanneer de Groep de controle verwerft over een geïntegreerd geheel van

activiteiten en activa dat beantwoordt aan de definitie van een onderne-

ming (“business”) overeenkomstig IFRS 3 - “Bedrijfscombinaties”, worden de

activa, verplichtingen en eventuele identificeerbare verplichtingen van de

verworven vennootschap aan hun reële waarde geboekt op de datum van

verwerving. De goodwill is het positieve verschil tussen de verwervingskost

(exclusief verwante verwervingskosten), vermeerderd met eventuele min-

derheidsbelangen, en de reële waarde van het verworven netto-actief. Als

dit verschil negatief is (“negatieve goodwill”), wordt het onmiddellijk in het

resultaat geboekt na bevestiging van de waarden.

Na de initiële boeking wordt de goodwill niet afgeschreven maar onder-

worpen aan een waardeverminderingstest die minstens elk jaar wordt

uitgevoerd op de kasstroomgenererende eenheden waaraan de goodwill

werd toegewezen. Indien de boekwaarde van een kasstroomgenererende

eenheid de bedrijfswaarde overschrijdt, zal het hieruit volgende waardever-

lies geboekt worden in het resultaat en tegengeboekt in eerste instantie in

de eventuele goodwill en vervolgens in de andere activa van de eenheid,

verhoudingsgewijs aan hun boekwaarde. Een waardeverlaging die op een

goodwill geboekt wordt, wordt tijdens een later boekjaar niet teruggenomen.

Overeenkomstig IFRS 3 kan de goodwill voorlopig bepaald worden bij de

verwerving en binnen de 12 daaropvolgende maanden worden aangepast.

Bij de overdracht van een kasstroomgenerende eenheid wordt het bedrag

van de goodwill die hieraan wordt toegekend, opgenomen in de vaststelling

van het resultaat van de overdracht.

E. Omzetting van vreemde munten

I Buitenlandse entiteiten

Er is geen dochtervennootschap waarvan jaarrekeningen op balansdatum

worden opgesteld in een andere valuta dan de euro.

II Vreemde valuta transacties

Vreemde valuta transacties worden initieel erkend aan de wisselkoers op

de dag van de transactie. Op balansdatum worden de monetaire activa en

verplichtingen uitgedrukt in vreemde valuta omgerekend aan de slotkoers.

Wisselkoersverschillen, resulterend uit de verrekening van vreemde valuta

en van de verrichtingen van monetaire activa en verplichtingen, uitgedrukt

in vreemde valuta, worden in de resultatenrekeningen opgenomen als finan-

ciële opbrengst of financiële kost.

F. Afgeleide financiële instrumenten

De Groep gebruikt afgeleide financiële instrumenten (Interest Rate Swaps,

aankoop van CAP-opties, verkoop van FLOOR-opties) om zich in te dekken

tegen renterisico’s afkomstig van operationele, financiële en investerings-

activiteiten. Meer details over de afgeleide financiële instrumenten vindt u

in Bijlage 23.

Afgeleide financiële instrumenten worden initieel aan hun kostprijs erkend

en worden geherwaardeerd aan hun reële waarde op de daaropvolgende

balansdata.

De reële waarde van Interest Rate Swaps, CAP-opties, FLOOR-opties en

andere financiële afgeleide instrumenten is de geschatte waarde die de

Groep zou ontvangen of betalen om de positie te sluiten op balansdatum.

Hierbij wordt rekening gehouden met de van toepassing zijnde spot en

forward rentetarieven, de waarde van de optie en de kredietwaardigheid van

de tegenpartijen.

De herwaardering gebeurt voor het geheel van de afgeleide producten op

basis van dezelfde koers- en volatiliteitsveronderstellingen aan de hand

van een toepassing van de zelfstandige leverancier van marktgegevens

Bloomberg. Deze herwaardering wordt vergeleken met deze van de banken

waarbij elk belangrijk verschil tussen beide herwaarderingen wordt gedocu-

menteerd. Zie ook punt W hierna.

De boekhoudkundige verwerking is afhankelijk van de kwalificatie van het

afgeleide instrument als afdekkingsinstrument en van het type afdekking.

Een afdekkingsinstrument wordt enkel en alleen als dusdanig erkend als

aan elk van de volgende voorwaarden voldaan is:

bij het implementeren van de afdekking is er een formele identificatie

en documentatie van de afdekkingsrelatie vereist, alsook de

doelstellingen en het afdekkingsbeleid van de vennootschap om de

afdekking op te stellen;

de afdekkingsrelatie moet werkelijk efficiënt zijn in de compensatie

van de variaties in de reële waarde of de kasstromen die

toegeschreven kunnen worden aan het afgedekte risico;

de efficiëntie van de afdekking moet op betrouwbare wijze kunnen

worden ingeschat;

de afdekking wordt continu beoordeeld en wordt als zeer efficiënt

aanzien doorheen boekhoudperiodes waarvoor de afdekking was

opgesteld.

I Afdekking van de reële waarde

De winst of het verlies op het afdekkingsinstrument wordt in de resultaten-

rekeningen geboekt indien dit afgeleide instrument de variaties in de reële

waarde van een geboekte vordering, verplichting of van een niet-geboekte

verbintenis of van een geïdentificeerd deel van een dergelijke vordering,

verplichting of verbintenis dat toewijsbaar is aan een geïdentificeerd risico,

afdekt. Het afgedekte element wordt eveneens gewaardeerd aan reële

waarde voor het afgedekte risico waarbij elke winst of elk verlies in de resul-

tatenrekeningen wordt geboekt.

II Kasstroomafdekking

Het gedeelte van de winst of het verlies op een instrument dat een afdek-

king is tegen kasstroomschommelingen, die het gevolg zijn van een geïden-

tificeerd risico op een actief of passief bestanddeel, een verplichting of van

een hoogst waarschijnlijk verwachte transactie, wordt rechtstreeks in het

eigen vermogen geboekt. Het niet-effectieve deel van de winst of het verlies

van het afdekkingsinstrument wordt onmiddellijk in de resultatenrekeningen

geboekt.

Wanneer de verplichting of de verwachte transactie nadien leidt tot de boe-

king van een financieel actief of passief, worden de geassocieerde verliezen

of winsten, die initieel in het eigen vermogen geboekt waren, overgeboekt

naar de resultatenrekeningen in hetzelfde boekjaar of boekjaren waarin het

financieel actief of passief een invloed heeft op de resultatenrekeningen.

Wanneer het afdekkingsinstrument of de afdekkingsrelatie wordt beëindigd

(zelfs gedeeltelijk), wordt de gecumuleerde winst of verlies op dat moment

in de resultatenrekeningen (eventueel gedeeltelijk) gerecycleerd.

G. Vastgoedbeleggingen

Vastgoedbeleggingen zijn beleggingen die worden aangehouden om

huurinkomsten op lange termijn te verwerven. In toepassing van IAS 40 wor-

den vastgoedbeleggingen aan reële waarde gewaardeerd.

Onafhankelijke vastgoeddeskundigen bepalen elke drie maand de waar-

dering van de vastgoedportefeuille. Elke winst of verlies die het gevolg is

van een wijziging in de reële waarde na de verwerving van een gebouw,

wordt in de resultatenrekeningen geboekt. Huurinkomsten van vastgoedbe-

leggingen worden geboekt zoals beschreven in (R). De deskundigen voe-

ren hun waardering uit op basis van de methode van de verdiscontering

van de huurinkomsten in overeenstemming met de “International Valuation

Standards/RICS Valuation Standards”, uitgegeven door het International

Valuation Standards Committee/Royal Institute of Chartered Surveyors en

uiteengezet in het overeenkomstig rapport. Deze waarde, hierna “inves-

teringswaarde” genoemd, stemt overeen met de prijs die een derde partij

investeerder bereid zou zijn te betalen teneinde elk van de gebouwen van de

portefeuille te verwerven om van hun huurinkomsten te genieten mits de ten

laste neming van de gerelateerde kosten, zonder aftrek van de overdrachts-

kosten. De verkoop van een vastgoedbelegging is gewoonlijk onderhevig