T. Belasting op het resultaat
De belasting op het resultaat van het boekjaar omvat de courante
belastingslasten. De belasting op het resultaat van het boekjaar wordt
geboekt in de resultatenrekeningen, met uitzondering van het deel
dat betrekking heeft op de elementen die rechtstreeks in het eigen
vermogen geboekt worden. De courante belastingslasten zijn de
verwachte belastingschulden op het belastbaar inkomen van het jaar,
gebaseerd op belastingtarieven die gelden op de balansdatum, en
elke aanpassing aan belastingschulden aangaande de voorgaande
jaren.
U. Exit tax et uitgestelde belastingen
De exit taks is de belasting op de meerwaarde als gevolg van de
erkenning van een Belgische vennootschap als GVV of als gevolg van
een fusie van een niet-GVV met een GVV. Wanneer de vennootschap
die geen GVV is maar wel in aanmerking komt voor dit stelsel voor het
eerst in de consolidatiekring van de Groep wordt opgenomen, wordt
een voorziening voor exit taks geboekt samen met een herwaar-
deringsmeerwaarde om het gebouw op marktwaarde te brengen,
rekening houdend met een geplande fusie- of erkenningsdatum. Elke
daaropvolgende aanpassing aan deze exit taks-verplichting wordt
geboekt in de resultatenrekeningen. Wanneer de erkenning verkregen
is of de fusie gerealiseerd is, verandert de voorziening in een schuld.
Elk verschil tussen de schuld en de voorziening wordt in de resulta-
tenrekeningen geboekt.
Franse vennootschappen die in aanmerking komen voor het SIIC-
stelsel krijgen mutatis mutandis dezelfde behandeling, evenals de
Nederlandse vennootschappen die in aanmerking komen voor het
FBI-stelsel.
Indien vennootschappen worden verworven die niet in aanmerking
komen voor de GVV-, SIIC-, of FBI-stelsels, wordt een uitgestelde
belasting op de niet-gerealiseerde meerwaarde van de vastgoedbe-
leggingen geboekt.
V. Aandelenopties
Betalingen gebaseerd op aandelen en afgewikkeld in eigen-
vermogensinstrumenten aan werknemers en de leden van het
Directiecomité, worden gewaardeerd aan de reële waarde van de
eigenvermogensinstrumenten op de toekenningsdatum. Details over
de bepaling van de reële waarde van transactie waarvan de betaling
gebaseerd is op aandelen en die afgewikkeld worden in eigenvermo-
gensinstrumenten worden gegeven in Bijlage 44.
W. Schattingen, beoordelingen en
belangrijkste bronnen van onzekerheid
I Reële waarde van de vastgoedportefeuille
De waarde van het patrimonium van Cofinimmo wordt driemaande-
lijks gewaardeerd door vastgoeddeskundigen. Deze waardering van
de vastgoeddeskundigen is bedoeld om de marktwaarde van een
gebouw te bepalen op een bepaalde datum in functie van de evolutie
van de markt en de kenmerken van de desbetreffende gebouwen.
Cofinimmo maakt ook zelf en parallel aan het werk van de vast-
goeddeskundigen een waardering van haar patrimonium vanuit het
perspectief van continue uitbating ervan door haar eigen teams. De
portefeuille wordt in de geconsolideerde rekeningen van de Groep
geboekt tegen de reële waarde die door de vastgoeddeskundigen
wordt bepaald.
II Financiële instrumenten
De reële waarde van de financiële instrumenten van de Groep
wordt berekend op basis van de marktwaarden in het programma
Bloomberg.
1
Deze reële waarden worden vergeleken met de drie-
maandelijkse schattingen van de banken en de belangrijke verschillen
worden geanalyseerd.
Meer details vindt u in Bijlage 24.
III Goodwill
De goodwill wordt bij de verwerving berekend als het positieve
verschil tussen de verwervingskost en het aandeel van Cofinimmo in
het verworven netto-actief. Deze goodwill wordt vervolgens onder-
worpen aan een waardeverminderingstest waarbij de netto boek-
waarde van de groepen gebouwen met hun bedrijfswaarde wordt
vergeleken. De berekening van de bedrijfswaarde is gebaseerd op
hypotheses van de toekomstige kasstromen, het indexeringspercen-
tage, kasstroomjaren en restwaarden.
Meer details vindt u in Bijlage 20.
IV Transacties
In het kader van een patrimoniumverwerving door de aankoop van
aandelen van vennootschappen baseert de Groep zich op het bezit-
spercentage van de aandelen en de benoemingsbevoegdheid van
de bestuurders om te bepalen of de Groep een gezamenlijke of een
globale controle uitoefent.
Indien een patrimonium overeenkomt met de definitie van een
bedrijfscombinatie zoals bepaald in IFRS 3, herwaardeert de Groep de
verworven activa en verplichtingen bij dergelijke bedrijfscombinatie
tegen hun reële waarde. De reële waarde van het verworven vast-
goedpatrimonium wordt opgesteld op basis van de waarde bepaald
door de vastgoedexperts.
Meer details vindt u in Bijlage 43.
1
De gegevens van Bloomberg zijn het resultaat van observaties van reële transactieprijzen en van de toepassing van waarderingsmodellen, ontwikkeld in de wetenschappelijke
literatuur, op deze observaties
(www.bloomberg.com).
163