Previous Page  185 / 236 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 185 / 236 Next Page
Page Background

Gevoeligheid van de reële waarde van de gebouwen

voor de variaties in de niet-observeerbare gegevens

Een toename met 10 % van de Geschatte Huurwaarde resulteert in een

stijging van de reële waarde van de portefeuille met 171539 KEUR. Een

daling met 10 % van de Geschatte Huurwaarde resulteert in een daling

van de reële waarde van de portefeuille met 179813 KEUR.

Een toename met 0,5 % van de kapitalisatiewaarde resulteert in een

daling van de reële waarde van de portefeuille met 199722 KEUR. Een

daling met 0,5 % van de kapitalisatiewaarde resulteert in een stijging

van de reële waarde van de portefeuille met 233248 KEUR.

Een wijziging van de kapitalisatievoet met ± 0,5 % en een wijziging met

± 10 % in de Geschatte Huurwaarde zijn redelijkerwijze denkbaar.

De diverse huurwaarden en -tarieven zijn onderling met elkaar

verbonden omdat ze deels bepaald worden door de marktomstandig-

heden. Over het algemeen gaat een wijziging in de hypotheses van de

Geschatte Huurwaarde (per m² per jaar) gepaard met een wijziging in

de omgekeerde richting van de kapitalisatiewaarde. Deze onderlinge

verbondenheid werd niet opgenomen in onze gevoeligheidsanalyse.

Voor de vastgoedbeleggingen in aanbouw wordt de reële waarde

beïnvloedt door het al dan niet respecteren van het budget en van de

duurtijd van de verwezenlijking, initieel voorzien in het project.

Waarderingsproces

Overeenkomstig de wettelijke bepalingen worden de gebouwen op

driemaandelijkse basis gewaardeerd aan de hand van waarderings-

verslagen die door onafhankelijke en gekwalificeerde deskundigen

worden opgesteld.

De onafhankelijke externe deskundigen worden aangesteld voor een

periode van drie jaar, na goedkeuring door de Raad van Bestuur en

het Auditcomité en onder voorbehoud van de goedkeuring door de

FSMA. De selectiecriteria omvatten de marktkennis, de reputatie, de

onafhankelijkheid en de toepassing van de beroepsnormen.

De externe deskundigen bepalen:

of de reële waarde van een goed op betrouwbare wijze kan worden

bepaald;

welke waarderingsmethode voor elk beleggingsvastgoed moet

worden toegepast;

de weerhouden hypotheses voor de niet observeerbare gegevens

die in de waarderingsmethodes worden gebruikt.

De hypotheses die voor de waardebepaling worden gebruikt en de

beduidende waardewijzigingen worden driemaandelijks tussen het

Management en de deskundigen besproken. Er worden ook externe

referenties onderzocht.

Gebruik van de gebouwen

Het Management is van oordeel dat het huidige gebruik van haar

vastgoedbeleggingen dat in reële waarde in de balans is geboekt,

optimaal is, aangezien de mogelijkheden die de huurmarkt biedt en de

technische specificaties.

Overdracht van huurvorderingen

Op 22.12.2008 verkocht de Cofinimmo Groep aan een dochterven-

nootschap van de Groep Société Générale de vruchtgebruikvergoe-

dingen met een initiële duur van 15 jaar, die verschuldigd zijn door

de Europese Commissie voor de gebouwen Wet 56, Luxemburg 40

en Everegreen die Cofinimmo in Brussel bezit. Het vruchtgebruik van

deze laatste drie gebouwen loopt ten einde tussen december 2020 en

april 2022. Cofinimmo blijft er naakte eigenaar van en het indexerings-

gedeelte van de vergoedingen m.b.t. het gebouw Luxemburg 40 werd

niet overgedragen.

Op 20.03.2009 verkocht de Cofinimmo Groep aan een dochterven-

nootschap van Société Générale de vruchtgebruikvergoedingen met

een initiële duur van 15 jaar, die verschuldigd zijn door de Europese

Commissie m.b.t. het gebouw Nerviërs 105 in Brussel. Het vruchtge-

bruik komt ten einde in mei 2023. Cofinimmo blijft naakte eigenaar van

het gebouw.

Op 23.03.2009 verkocht de Cofinimmo Groep aan Fortis Bank 90 %

van de vorderingen van financiële leasings die de Stad Antwerpen

verschuldigd is voor haar nieuwe brandweerkazerne. Aan het einde

van het financiële leasingcontract wordt het gebouw kosteloos

overgedragen aan de Stad Antwerpen. De Cofinimmo Groep verkocht

op dezelfde dag en aan dezelfde bank de huurvorderingen die de

Belgische overheid haar is verschuldigd voor de gebouwen Kolonel

Bourg 124 in Brussel en Maire 19 in Doornik. Cofinimmo blijft eigenaar

van beide gebouwen.

Op 28.08.2009 verkocht de Cofinimmo Groep aan BNP Paribas Fortis

96 % van de huurvorderingen van de jaren 2011 en volgende m.b.t. de

gebouwen Egmont I en Egmont II in Brussel.

Het vruchtgebruik van de gebouwen Wet 56, Luxemburg 40,

Everegreen en Nerviërs 105 alsook de huurovereenkomsten van de

gebouwen Kolonel Burg 124, Maire 19, Egmont I en Egmont II zijn geen

financiële leasingcontracten.

Op het moment van de verkoop werd het bedrag, ontvangen door

de Groep n.a.v. de overdracht van de toekomstige huurinkomsten,

afgetrokken van de waard van het gebouw, in die mate dat deze over-

dracht van huurinkomsten tegenstelbaar is aan derden en bijgevolg

het bedrag van de overgedragen toekomstige huurinkomsten afge-

trokken moet worden van de marktwaarde van het gebouw (zie Bijlage

2: Belangrijke boekhoudkundige methodes, I Eigendom verhuurd voor

lange periodes, III Overdracht van toekomstige huurgelden in het

kader van een lange termijnovereenkomst die niet gekwalificeerd is

als financiële leasing).

Hoewel dit niet uitdrukkelijk voorzien of verboden is onder IAS 40,

laat de tegenboeking van de brutorestwaarde van de overgedragen

toekomstige vergoedingen van de gebouwen volgens de Raad

van Bestuur van Cofinimmo toe een exacte en getrouwe voorstel-

ling in de geconsolideerde balans te geven van de waarde van

de gebouwen, die overeenkomt met de raming van de gebouwen

door de onafhankelijke deskundige, zoals vereist door Artikel 47,

§ 1 van de Wet van 12.05.2014 betreffende de Gereglementeerde

Vastgoedvennootschappen.

Om de huur van het gebouw te kunnen genieten, moet een derde

koper de voordien afgestane, maar nog niet verlopen huurvorderingen

aan hun huidige waarde afkopen van de verkopende bank. Het huidige

bedrag van deze niet verlopen huurvorderingen kan verschillen van

hun geactualiseerde waarde op het moment van de verkoop. Dit is te

wijten aan de evolutie van de basisrentevoeten, de hierop toepasse-

lijke marges en de verwachte inflatie die een mogelijke invloed heeft

op de indexatie van de toekomstige huurprijzen.

181